
Onze Taal
Eigenlijk is televisie maken heel simpel: je stapt ’s ochtends in een busje vol met apparatuur en een cameraploeg, belt aan bij vreemden en doet de hele dag net of je elkaar al 20 jaar kent. Zoiets. Of mis ik hier iets?
Joep is een fijne vent. Niet zo eentje van “Die kan je er goed bij hebben”, want dat is echt een dodelijke belediging, maar een sympathieke gewaardeerde cameraman met een flinke dosis humor, intelligentie en bovenal: oog voor mooie plaatjes. Die hij dan ook maakt intussen. Ik denk dat ik hem goed genoeg ken om te kunnen zeggen dat ik zijn taal spreek en hij de mijne. Ik zie aan hem wat ‘ie aan het draaien is en hij ziet aan mij wat ik wil als regisseur. Prettig, dat scheelt een hoop overleg, hoewel we de grote lijnen en de specifieke vormpjes natuurlijk wel altijd even doornemen. Onze non-verbale communicatie, belangrijk in dit vak, bestaat uit knikjes, handgebaartjes, oogopslagen en, als het saai wordt, schalkse blikken, overdreven zuchten en gekke gezichten. Ik weet ook wat zijn gevoelige punten zijn. Ik moet namelijk niet iemand voor een onmogelijk achtergrondje zetten om even een quote te halen. Dan gaat ‘ie het hele huis verbouwen om een mooi plaatje te maken. En ik weet dat hij er een bloedhekel aan heeft om met nét niet werkende spullen op pad te zijn. Een cameralampje dat knippert, een viewfinder met een vlek erin, kan ‘ie een hele dag chagrijnig van zijn. Kan ik ‘m ook de hele dag mee zieken. Wij pareren elkaars beledigingen met speels gemak en hoewel beiden 40 plus (hij iets meer) zijn we geestelijk nog op belletje-lel niveau. En alleen serieus als het moet.
Na het draaien zei Joep laatst tegen me: “Weet je wat zo gek is? Dat we in ons vak eigenlijk zo op elkaar lijken dat we met een wildvreemde ploeg maar 5 minuten bij elkaar in de auto hoeven te zitten en het dan lijkt alsof je elkaar al door en door kent.” Oeps. Daar ging mijn theorie. Mijn romantische gedachte van een band opbouwen en elkaar tot in de puntjes creatief omhoogstuwen.
In essentie zijn we dus allemaal inwisselbaar volgens Joep. Okee, we hebben zo onze specifieke vaardigheden, maar als we dus met een volledig onbekend team op pad zijn kunnen we ons aardig redden. Maar wat is dan die taal die we spreken? Allereerst is er natuurlijk ons technische vocabulaire. We vinden het, zeker bij kandidaten, heel interessant om te strooien met Redheadjes, LEDjes, realtime TCtjes, getrokken shotjes, inpuntjes, BNCtjes, XLRretjes en kleurtemperatuurtjes. Verdomd handig om te weten die termen. Essentieel zelfs. Zo kan je als stagiair gerust om een vliegtuigfilter gestuurd worden wanneer je in Hoofddorp draait. Of het overbekende doosje kleurenbalk. Facilitaire bedrijven hebben een soort verbond gesloten om deze plagerijen in stand te houden. Zo werkt het in de bouw waarschijnlijk ook, of in een ziekenhuis. Dan is er ons sociale taalgebruik met werkwoorden als heuen (vervelend opjagen), afquoten (laatste interviews opnemen), grappen als: “Het interview was perfect. Dan gaan we hem nu opnemen.”, “Nee, het is voor de radio.”, “Wanneer het wordt uitgezonden? Het is al uitgezonden.”; allemaal visserslatijn in een TV jasje. Maar de belangrijkste taal die ons bindt is de taal van de omgang. De mores, of bedrijfsetiquette.
En zo kan je dus bij de uitgifte van een facilitair bedrijf binnenstappen en een onbekende cameraman begroeten waarmee je een paar dagen op pad gaat. En terwijl ‘ie zijn apparatuur checkt weet je: dit gaat nu even voor. Zijn gear moet in orde zijn. Ik ga koffie halen want die zie ik nog niet staan. Ik licht hem kort in over de aard en de lengte van de dag, ga niet meteen lopen ‘heuen’ en stel vast de navigatie in. Op de vragen: “IMX50? HD? Progressive? Interlaced?” heb ik als het goed is een duidelijk antwoord. Voor de geluidsman geldt overigens hetzelfde in dat opzicht. Onderweg praten we ontspannen over het programma dat we gaan maken, over gezamenlijke bekenden, hobby’s, kinderen en over de draaistijl van die dag. En omdat we dezelfde taal spreken zitten we snel op dezelfde frequentie. Inclusief poep en piesgrappen en pesterijtjes. Wanneer we aanbellen bij de kandidaten voor ons programma is het net of we elkaar al 20 jaar kennen.
In het ideale geval ja.
Want Joep’s theorie gaat niet helemaal op wanneer je een uitgebluste narrige veteraan treft. Of eentje die “eigenlijk” nooit TV kijkt en derhalve niet geïnteresseerd is in het product van de dag. Of andersom natuurlijk: een regisseur met issues. Nerveus of onzeker. Eentje die je bij mensen voorstelt als De Ploeg in plaats van je naam te noemen. Eentje die bang is dat het statief afgeeft op zijn schouder. Eentje die terwijl je je broodje eiersalade net richting je mond wil brengen roept: “Zullen we anders even de kandidaten draaien terwijl ze aan het lunchen zijn..?”.
We spreken dan wel dezelfde taal, maar je moet het ook gewoon treffen met iemand. Met Joep, met Marco, met Dave, met Naf, met Leandro, met Bas en al die andere fijne sociale mensen die met dezelfde taal maar bovenal dezelfde intentie het vak beleven. Laat onverlet dat je regelmatig eens een ander smaakje moet proberen en met nieuwe mensen moet werken om je horizon te verbreden. En je taal te verrijken.
En dan blijft het onwennig wanneer je met je new best friends jolig een vreemde woning binnenstapt en je met de vraag geconfronteerd wordt: “Werken jullie altijd met hetzelfde team..?” Ehm..
Labels:apparatuur, cameraman, collega, facilitair, grappen, regisseur, sociaal, taal, techniek, televisie, tv, vocabulaire
Leandro
| #
Het is heel herkenbaar wat je zo goed beschrijft is de realiteit van bijna n dagelijks gebeurtenis die zich eindeloos herhaalt zonder te vervelen wat hebben wij n prachtig vak!